Op een gegeven moment kan de overheid een gepleegd strafbaar feit niet meer vervolgen, ook al is de verdachte bekend. Dat heet dat het recht op strafvervolging in de loop der tijd verjaart. De periode van die verjaringstermijn hangt af van de zwaarte van het strafbare feit.
Sommige feiten verjaren helemaal niet. In art. 70 Sr is geregeld in welke gevallen welke termijnen gelden.
Het recht van strafvervolging vervalt
- in drie jaren voor alle overtredingen;
- in zes jaren voor de misdrijven waarop geldboete, hechtenis of gevangenisstraf van niet meer dan drie jaren is gesteld;
- in twaalf jaren voor de misdrijven waarop tijdelijke gevangenisstraf van meer dan drie jaren is gesteld;
- in twintig jaren voor de misdrijven waarop gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld.
- Als er een straf van twaalf jaar of meer op het strafbare feit is gesteld en als het gaat om de feiten van art. 240b lid 2 (gewoonte maken van het vervaardigen/aanwezig hebben van kinderporno), 243 (seksuele handelingen plegen met onmachtige persoon), 245 (ontucht met kind tussen de 12 en 16 jaar) en 246 (aanranding van de eerbaarheid), gepleegd tegen een minderjarige, dan is verjaring niet meer mogelijk.
Aanvang verjaringstermijn strafvervolging
In de meeste gevallen begint de verjaringstermijn te lopen de dag na die waarop het feit is gepleegd. In art. 71 Sr is een lijst uitzonderingen op die aanvangstermijn opgenomen. De belangrijkste uitzondering is dat de verjaringstermijn van de feiten van art. 240b lid 1 (vervaardigen/aanwezig hebben van kinderporno), 247 t/m 250 (grof gezegd: zedendelicten ten aanzien van minderjarigen), 273f (mensenhandel) en 284 (dwingen) Sr pas gaat lopen als het slachtoffer meerderjarig (18 jaar) is geworden.
Verjaring kan worden gestuit
Elke daad van vervolging stuit de verjaring. Dat wil zeggen dat na zo’n handeling de termijn weer opnieuw gaat lopen. Die daad van vervolging hoeft de verdachte niet bekend te zijn. Bijvoorbeeld het sturen van een kennisgeving van verdere vervolging, naar een verkeerd adres, is een daad van vervolging, waardoor de verjaring wordt gestuit.
Verjaring recht tot uitvoering van de straf of maatregel
Ook een eenmaal opgelegde straf, die niet tijdig wordt tenuitvoergelegd, kan verjaren. De termijn van deze verjaring is volgens art. 76a lid 1 Sv een derde langer dan de termijn van verjaring van het recht tot strafvordering.
De verjaringstermijn van de tenuitvoerlegging wordt met twee jaar verlengd als een door de rechter of bij strafbeschikking opgelegde geldboete terzake een overtreding, in termijnen betaald mag worden. De verjaringstermijn loopt niet zo lang de WSNP van toepassing is op de veroordeelde.
Er zijn nog wat omstandigheden die deze verjaringstermijn verlengen.
Aanvang verjaringstermijn tenuitvoerlegging
De termijn van verjaring begint op de dag na die waarop de rechtelijke uitspraak of de strafbeschikking ten uitvoer gelegd kan worden. Dat is het geval als de termijn om een rechtsmiddel in te dienen verstrijkt en bedraagt meestal 14 dagen na de uitspraak of de datum van de strafbeschikking.
Bij het opstellen van de verdediging in uw strafzaak zal, als het goed is, elke advocaat bij oude zaken checken of er sprake is van het verval van het recht op strafvervolging. Mocht dat aan de orde zijn, dan zal het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard moeten worden.
Wordt er door de verdediging geen opmerkingen over dit punt gemaakt, dan loopt u de kans veroordeeld te worden voor een feit dat eigenlijk al niet meer behandeld mag worden.