Op een recente openbare strafzitting tegen een vermeende loverboy heeft het OM te Limburg in de Valkenburgse zedenzaak onder meer in ronkende bewoordingen gezegd dat alle klanten van het 16-jarige meisje waarmee zij tegen betaling seks hebben gehad, worden opgespoord en zonder aanziens des persoons of hun achterban zouden worden opgeroepen als verdachten en/of als getuigen.
Het OM stelde te beschikken over een 50-tal condooms met inhoud en over de contactgegevens die in de telefoon van de aangehouden loverboy werden aangetroffen. Daags na deze zitting verschenen er vette krantenkoppen in de lokale en landelijke pers.
Zo’n verhaal verkoopt natuurlijk goed.
Als gevolg van de publicatie van de woorden van de Officier van Justitie in de media hebben minstens twee verdachten zich het leven benomen.
Ik wil hiermee een nuance geven op de harde uitlatingen en aanpak die de Officier van Justitie blijkens de persberichten in de media op de zitting heeft gedaan en aangekondigd.
DNA
Op een plaats delict kunnen biologische sporen worden aangetroffen, waaruit een DNA-profiel kan worden gedestilleerd. Het DNA-profiel van een persoon is uniek. Echter, zonder vergelijkingsmateriaal kan met een op de plaats delict aangetroffen DNA-profiel op zich nog niets gedaan worden. Het aangetroffen profiel zal immers vergeleken moeten worden met bekende profielen (bijvoorbeeld uit de DNA-databank). Zonder vergelijkingsmateriaal loopt dit onderzoek dood.
Telefoon
De Officier van Justitie heeft ter zitting gezegd te beschikken over een schat aan informatie omdat de telefoon van de loverboy in beslag is genomen.
De Officier van Justitie heeft helemaal geen telefoontoestel nodig om onderzoek te kunnen doen naar de contacten naar een bepaald telefoonnummer. Bij providers kan hij immers, als een 06-nummer bekend is, de historische gegevens tot een jaar geleden opvragen. Uit die historische gegevens blijkt dan wie heeft gebeld met of is gebeld door een bepaald 06-nummer. Het maakt niet uit of dat 06-nummer pre paid is of een abonnement.
Verder kunnen de naam- adres- en woonplaatsgegevens worden opgevraagd van alle telefoonnummers die geregistreerd zijn. Dat kunnen telefoonabonnementen, maar ook prepaid-kaarten zijn, die zijn opgeladen via een bankrekening.
Kan een telefoonnummer worden herleid tot een bepaald persoon, dan zal die persoon om tekst en uitleg gevraagd worden over het hoe en waarom hij of zij contact heeft gehad met het door justitie aangetroffen telefoonnummer.
Dat er telefooncontact is geweest, wil echter nog geenszins zeggen dat er na dat telefooncontact ook seks tegen betaling heeft plaatsgevonden.
Zwijgrecht, meewerken aan afname celmateriaal ten behoeve van DNA-profiel?
Het komt mij voor dat de Officier van Justitie ter zitting heel hard aan de boom heeft geschud in de hoop dat er veel appels uit de boom zouden vallen: verdachten die beschaamd over hun handelingen verklaringen afleggen bij de politie en die vrijwillig meewerken aan het afstaan van DNA-materiaal, zodat er mogelijk een match kan worden aangetoond met het op de plaats delict aangetroffen DNA-materiaal.
Een verdachte is niet verplicht om mee te werken aan zijn of haar eigen veroordeling en mag op elke vraag zeggen dat hij zich beroept op zijn zwijgrecht. Ook op de vraag waarom een verdachte zich beroept op zijn zwijgrecht mag hij zeggen dat hij geen antwoord wil geven.
De Officier van Justitie kan in het belang van het onderzoek bevelen dat van de verdachte, tegen wie ernstige bezwaren bestaan, celmateriaal zal worden afgenomen ten behoeve van het maken van een DNA-profiel, als de verdachte niet vrijwillig wil meewerken.
De wet eist dat er “ernstige bezwaren” zijn, hetgeen inhoudt dat alleen een verdenking nog niet voldoende is.
Als er vrijwillig wordt meegewerkt en achteraf blijkt op het moment van afname van het celmateriaal nog geen sprake te zijn geweest van “ernstige bezwaren”, dan kan op dat punt geen verweer meer worden gevoerd: er is immers toestemming gegeven.
Uitspraken Valkenburgse zedenzaak
Door de Rechtbank te Maastricht zijn verdachten veroordeeld, maar zijn ook enkelen vrijgesproken. De rechtbank legde in de meeste gevallen één dag gevangenisstraf plus een taakstraf op.
Het OM vond dat niet genoeg en wees op een – tijdens deze procedure – opgestelde richtlijn waarin stond dat er veel zwaarder moest worden gestraft. Het OM ging in veel gevallen in hoger beroep.
Het Hof sprak weer een aantal verdachten vrij en veroordeelde ook enkele verdachten. De verdachten die werden veroordeeld hadden meestal een bekennende verklaring afgelegd. Ook het Hof veroordeelde tot één dag gevangenisstraf plus een werkstraf.
Hoge Raad
Het OM was het met de opgelegde straffen niet eens en ging in een aantal zaken in cassatie. Het OM stelde in cassatie dat het in strijd met taakstrafverbod van art. 22b Sr was om een straf te geven zoals door het Hof was gedaan. De Hoge Raad maakte op 9 januari 2018 een einde aan deze zaak, door in de zes overgebleven gevallen te bepalen dat het geven van één dag gevangenisstraf plus een taakstraf niet in strijd is met het in art. 22b Sr neergelegde taakstrafverbod. Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:HR:2018:202
Terugkijkend
Terugkijkend kan men zich afvragen waarom het OM te Maastricht zo buitengewoon hard en onmagistratelijk heeft opgetreden. Het was niet nodig. Het was niet in het belang van de verdachten, maar ook niet in het belang van het slachtoffer.
Door deze wijze van optreden heeft het OM een toon gezet die niet past in het Nederlandse strafproces en daarmee verwachtingen gewekt die het niet heeft kunnen waarmaken. Niemand is beter geworden van de manier waarop het OM deze zaak is aangevlogen.